<< Klik om de inhoudsopgave te tonen >> Navigatie: Algemeen > Documenten beheren en genereren > Tekstopmaak en huisstijl van een document |
In het documenttype en in de body wordt niet alleen bepaald welke tekstblokken er worden gebruikt, maar ook worden op deze niveau's ook opmaakkenmerken vastgelegd. Hiervoor worden in Word de opmaakprofielen 'DgDocBody' en 'DgDocType' gebruikt. Daarnaast is het mogelijk om additionele profielen aan te maken om bijvoorbeeld de opmaak van één of enkele alinea's af te laten wijken. Ongeacht of u de standaardtekstelementen of uw eigen alternatieve tekstdelen gebruikt, zijn deze opmaakprofielen ervoor om de gewenste tekstopmaak in uw documenten toe te passen.
In het documenttype staat de algemene opmaak:
•opmaakprofielen van de standaardtekst en de koppen (lettertype en -grootte)
•marges
•tekstvakken
•voorkeursprinter en ladebakken
In het type kan ook een logo (afbeelding), personalia van belanghebbende of een algemene aanhef worden opgenomen. Er kunnen tekstgroepen, tekstblokken, PKO-variabelen en kenwoorden worden gebruikt. Meer hierover in de onderwerpen Document: opbouw , Syntaxis voor tekstelementen en Alternatieve tekstdelen maken.
In de documentbody kan gebruik worden gemaakt van de volgende opmaakkenmerken:
•tabellen
•opsommingtekens
•vet, cursief en onderstreept
In de body kan op twee manieren tekst worden geplaatst:
•vaste tekst (met daarin kenwoorden en PKO-variabelen)
•tekstblokken (in de tekstblokken kunnen kenwoorden en PKO-variabelen voorkomen)
U kunt de opmaakprofielen inzien en wijzigen door vanuit het beheerschermen van 'Documenttypen en bodies' of 'Tekstblokken' de tekstverwerker van een element te openen en de lijst 'Stijlen' open te klappen door op te klikken.
Door met de linkermuisknop op een stijl te klikken, opent een contextmenu met daarin de optie 'Wijzigen..'
De fontgegevens (fonttype, lettergrootte) worden opgeslagen in de documenttypen in de profielen 'DgDocType' en 'DgDocBody'. Deze worden gebruikt om de stijl van respectievelijk het document en de body naar eigen wens aan te passen. Alle fontgegevens die worden ingevoerd bij het maken van body's en tekstblokken worden door de beheersprogrammatuur niet opgeslagen in de database. In de body's en blokken worden wel de stuurgegevens opgeslagen met betrekking tot:
•vet
•cursief
•onderstreept
•lijsten
•tabellen
Het letter- en fonttype van het outputdocument wordt dus bepaald door het documenttype.
Wanneer één alinea een andere opmaak vraagt dan de rest van het document waarin de alinea is opgenomen, kan gebruik worden gemaakt van een additioneel profiel. In het documenttype wordt dan bijvoorbeeld een profiel met de naam 'DgDocVariant1' aangemaakt. De eigenschappen van dit profiel kunnen worden gebruikt voor de afwijkende alinea in het documenttype. Indien in de body of in een tekstblok een (deel van de) tekst met dit profiel moet overeenkomen, dan dient er in desbetreffende body / tekstblok een 'dummy' profiel met dezelfde naam als in het documenttype te worden aangemaakt. De instellingen in het dummy-profiel worden dan dus niet gebruikt.
Bij het definieren van profielen in de documenttypen dient men met het volgende rekening te houden:
•De gebruikte opsommingstekens (bullets) die ongelijk zijn aan cijfers of letters, dienen in het lettertype “Symbol” of “Wingdings” voor te komen.
•De TABS die in de documentbodies/tekstblokken zijn aangemaakt worden niet verwijderd als gevolg van het gebruik van profielen. Dit is gedaan om eventuele conversieproblemen te voorkomen. De TABS die nu zichtbaar worden voor bepaalde alinea’s zijn dus afhankelijk van de “los” ingestelde TABS (in de documentbodies/tekstblokken) alsmede van de in het betreffende profiel (uit het documenttype) ingestelde TABS. Indien deze situatie niet gewenst is, dan kan dit zodanig aangepast worden dat enkel de TABS van de profielen gebruikt worden (zoals eigenlijk de bedoeling is)!
•Bij het aanmaken van een nieuw profiel zou het niet uit mogen maken voor welk profieltype men kiest. Echter tijdens de realisatie van de document generator versie 8 is telkens gekozen voor het profieltype “alinea” m.a.w. de andere profieltypen zijn niet getest!
•Profielen zijn alleen van toepassing op hele alinea’s en niet op delen van alinea’s. Wanneer men bijv. twee tekstblokken met een verschillend profiel aaneensluitend in een document plaatst en deze twee tekstblokken vormen één alinea, dan is het profiel van het tweede tekstblok van toepassing voor beide tekstblokken zijnde de alinea. Hier dient men rekening mee te houden. Als advies kan meegegeven worden niet teveel additionele profielen te gaan gebruiken, omdat het overzicht in dat geval compleet verloren kan gaan. Additionele profielen zijn bij uitstek geschikt voor “kopteksten”.
Om de rapporten en beschikkingen op een gestructureerde manier op te slaan in een documentsysteem, worden meestal metadata toegevoegd aan het document. Toevoegen van metadata aan PKO-documenten doet u door uw gemeentelijk alternatief voor een documenttype te openen. Het werkt hetzelfde als voor andere Word-documenten: ga naar tabblad Bestand en selecteer Info.
Aan de rechterkant staat een kolom met de kop 'Eigenschappen'. Als u daarop klikt, klapt er een keuzemenu uit:
Kies voor 'Geavanceerde eigenschappen'. Hiermee wordt onderstaand venster geopend. Ga naar tabblad 'Aangepast'.
Bij 'Naam' kunt u een metagegeven kiezen uit de lijst met de scrollbar of u voert in het lege veld een zelfgekozen naam in. Na het invoeren van type en de waarde kunt het gegeven toevoegen.
Zie ook